Historie

Een warme septemberdag in 1989. Boze supporters bestormen na een zoveelste slechte wedstrijd het veld en eisen het vertrek van het bestuur.In Feyenoords donkerste naoorlogse periode arriveert op dat moment in De Kuip een voetballer met de uitstraling van een omgewaaid tuinhekje.
De eerste Nederlandse woorden die József Kiprich spreekt, zijn ‘Dikke tieten’, ‘Hiele grote bek’ en ‘Lokhoff dikke drol’.

Zijn kamergenoot Piet Keur heeft hem die tijdens Feyenoords trainingskamp in Saoedi-Arabië geleerd.

Aagekondigd als de grote verlosser (zo zijn er wel meer binnengekomen….) en de man die ons uit de diepe dalen moet halen,helemaal uit Hongarije, Tatabanya, is het aanvankelijk allemaal maar moeilijk te geloven.

József Kiprich lijkt niet eens op een voetballer. Zijn figuur vertoont althans geen enkel spoor van regelmatige inspanning. Met zijn vlassnorretje en lange slierthaar ziet hij eruit als een Haagse glazenwasser.

De voetballer Kiprich blijkt in eerste instantie een speler die uit voorzorg graag uitrust vóórdat de vermoeidheid intreedt.

In zijn allereerste wedstrijd, thuis tegen Fortuna Sittard, zien de Feyenoord-fans hem één keer voluit sprinten. Dat is als op Vak S een gefrustreerde menigte door de hekken breekt en woedend het veld bestormt.
Opgesloten in de spelerstunnel leert József Kiprich er die middag wel een nieuw Nederlands woord bij. Kankerbestuur.

In deze omstandigheden maakte Jozsef Kiprich zijn debuut in het heilige rood-wit en moet zich hebben afgevraagd waar hij in godsnaam terecht was gekomen.

Hij zou uitgroeien tot de meest legandarische voetballer die er ooit op de Nederlandse velden heeft rond gelopen.

Liefkozend werd hij door het vaderlandse journlistengilde “de hangende, sjokkende, sloom ogende spits met een flegmatieke passeerbeweging en een heerlijke ’swalbe’” genoemd. Het waren waarschijnlijk deze eigenschappen, in combinatie met zijn belangrijke en beslissende doelpunten hem de bijnaam: De Tovenaar van Tatabanya opleverde.

‘Minuten lang galmde zijn naam door het stadion. Een bijna religieus ritueel dat iedere zondag terugkeerde. Ook al zat hij op de bank. Ook al miste hij de mooiste kansen. Soms stond hij minutenlang met zijn handen in de zij. Dan was het alsof het spelletje hem helemaal niet boeide. Alsof de bal hem niet bekoorde. Het leek zijn populariteit slechts in de hand te werken’, aldus in de Voetbal International.

Het zijn waarschijnlijk precies deze eigenschappen, hangend, sjokkend, handen in de zij, die Jozsef Kiprich voor ons tot een absolute held maakt, een man die je opa had moeten zijn, een man waar je intense bewondering voor voelt, een man waar je tegen opkijkt! En hoewel wij beseffen dat wij nog niet eens naar zijn schaduw mogen kijken, hopen wij toch een vleugje van zijn typische spel te kunnen laten zien dit seizoen, zodat de tegenstanders achteraf tegen elkaar zeggen, wat waren dat nou? Nou dat, dat waren dus, De Tovenaars van Tatabanya!